Op oudejaarsdag 1974 sloot de laatste steenkolenmijn van Limburg. Rond zeven uur ’s avonds kwam voor de allerlaatste keer een kolenwagen omhoog uit de mijn Oranje-Nassau I in Heerlen. De sluiting kwam niet als een volslagen verrassing. Toenmalig minister van Economische Zaken Joop den Uyl had bijna tien jaar daarvoor al aangekondigd dat alle mijnen binnen tien jaar dicht zouden gaan. De eerste donkere wolken verschenen al in 1958, toen spotgoedkope kolen uit de Verenigde Staten de vraag naar Limburgse kolen - die moeilijk te delven en dus duurder waren - deed kelderen.
Andere blik
In de vierdelige reeks ‘Het stof daalt’ duikt presentator Winfried Baijens in de veelbewogen geschiedenis van de Limburgse mijnbouw. De mijnen, gesticht omstreeks 1900, moesten destijds sluiten door een combinatie van de afnemende steenkoolmarkt en de ontdekking van het aardgas in het Groningse Slochteren. Het betekende een enorme klap voor Limburg, dat economisch flink werd teruggeworpen. Wat bleef, was de heimwee naar de kameraadschap van de ‘koempels’ (mijnwerkers), een romantisch beeld dat nog jarenlang standhield. Maar inmiddels kijken de Limburgers daar zelf met een heel andere blik naar. Want het werk in de mijnen bleek een enorme aanslag op de gezondheid - met de verraderlijke stoflongen als stille sluipmoordenaar.