The man who knew infinity (2016)
Na recente films als ‘The theory of everything’ en ‘The imitation game’, over briljante Britse wetenschappers, vertelt deze film het waargebeurde verhaal van het Indiase wiskunde-genie Ramanujan, die in Cambridge furore maakte.
Wiskunde is bij uitstek een wetenschap die moeilijk in film te vangen is. Het gemiddelde publiek snapt namelijk niets van de getoonde berekeningen of van de importantie ervan. Bij ‘The imitation game’ speelde dat probleem veel minder, want daar moest een tastbaar decodeerapparaat in elkaar gezet worden met een concreet doel; het ontcijferen van de Duitse oorlogscodes. Bij ‘The theory of everything’ was het een voordeel dat hoofdpersoon Stephen Hawking wereldberoemd en – door zijn verlamming en rolstoel – uiterst herkenbaar is. ‘The man who knew infinity’ heeft die voordelen niet; de wiskunde blijft abstract en theoretisch en hoofdpersoon Srinivasa Ramanujan is voor de meesten een volslagen onbekende. Ten onrechte, overigens, zoveel wordt wel duidelijk in deze film. Het verhaal start in 1913 in Madras, Zuid-India, toen nog een Britse kolonie. De talentvolle student Ramanujan (Dev Patel) zoekt een baantje. Met zijn selfmade wijsheid kan de arme jongen uit een lage kaste nergens terecht. Tot hij zijn wiskundige ideeën naar Engeland stuurt en een uitnodiging krijgt van professor Hardy (Jeremy Irons) om naar Cambridge te komen.
Ware legende
Ramanujan laat zijn vrouw achter bij zijn moeder en vertrekt, om pas jaren later, na WO I, te kunnen terugkeren naar huis. In Cambridge loopt hij op tegen tal van problemen: discriminatie om zijn afkomst, hoon om zijn armoede, ongeloof over zijn talent, onwennigheid met de westerse manier van wetenschap bedrijven en bewijsvoering te leveren etc. Professoren Hardy en Littlewood (Toby Jones) helpen hem gelukkig op weg en de schuchtere Indiër groeit uit tot een ware legende, wiens werk tot op de dag van vandaag zijn waarde bewijst. We hebben een waargebeurd verhaal, een sympathieke hoofdpersoon en een stel geweldige acteurs, maar helaas weet regisseur Matt Brown er geen indrukwekkende film van te maken. Een duidelijke lijn ontbreekt, het drama blijft aan de oppervlakte en elementen als de oorlog en het huwelijk op afstand komen niet tot leven. Twee plus twee komt hier niet verder dan drie.
Wiskunde is bij uitstek een wetenschap die moeilijk in film te vangen is. Het gemiddelde publiek snapt namelijk niets van de getoonde berekeningen of van de importantie ervan. Bij ‘The imitation game’ speelde dat probleem veel minder, want daar moest een tastbaar decodeerapparaat in elkaar gezet worden met een concreet doel; het ontcijferen van de Duitse oorlogscodes. Bij ‘The theory of everything’ was het een voordeel dat hoofdpersoon Stephen Hawking wereldberoemd en – door zijn verlamming en rolstoel – uiterst herkenbaar is. ‘The man who knew infinity’ heeft die voordelen niet; de wiskunde blijft abstract en theoretisch en hoofdpersoon Srinivasa Ramanujan is voor de meesten een volslagen onbekende. Ten onrechte, overigens, zoveel wordt wel duidelijk in deze film. Het verhaal start in 1913 in Madras, Zuid-India, toen nog een Britse kolonie. De talentvolle student Ramanujan (Dev Patel) zoekt een baantje. Met zijn selfmade wijsheid kan de arme jongen uit een lage kaste nergens terecht. Tot hij zijn wiskundige ideeën naar Engeland stuurt en een uitnodiging krijgt van professor Hardy (Jeremy Irons) om naar Cambridge te komen.
Ware legende
Ramanujan laat zijn vrouw achter bij zijn moeder en vertrekt, om pas jaren later, na WO I, te kunnen terugkeren naar huis. In Cambridge loopt hij op tegen tal van problemen: discriminatie om zijn afkomst, hoon om zijn armoede, ongeloof over zijn talent, onwennigheid met de westerse manier van wetenschap bedrijven en bewijsvoering te leveren etc. Professoren Hardy en Littlewood (Toby Jones) helpen hem gelukkig op weg en de schuchtere Indiër groeit uit tot een ware legende, wiens werk tot op de dag van vandaag zijn waarde bewijst. We hebben een waargebeurd verhaal, een sympathieke hoofdpersoon en een stel geweldige acteurs, maar helaas weet regisseur Matt Brown er geen indrukwekkende film van te maken. Een duidelijke lijn ontbreekt, het drama blijft aan de oppervlakte en elementen als de oorlog en het huwelijk op afstand komen niet tot leven. Twee plus twee komt hier niet verder dan drie.